Warner
van Wely

Leids Dagblad

Het bizarre alledaagse in de verhalen van Van Wely

Sonja de Jong

Het zijn voor het merendeel kleine overpeinzingen, gedachtenoefeningetjes. Dat typeert de notities van Warner van Wely beter dan de term ‘zeer korte verhalen’ die zijn uitgever hanteert (zonder te vermelden dat de term ‘zeer korte verhalen’ gemunt is door A.L. Snijders). In soms niet meer dan vier of vijf regels zet Van Wely een gedachte of een kleine gebeurtenis neer en laat het daarna aan de lezer over om daar mee te doen wat-ie wil.
Van Wely (1945) was in de jaren ’70 en ’80 oprichter en artistiek leider van theatergroep Dogtroep om daarna, vanaf 1990, verder te gaan met Warner en Consorten. In 2008 verliet hij het podium en wijdde zich geheel aan het schrijven.
‘Eén’ is bescheiden van omvang (132 pagina’s), de verhalen zijn ieder voor zich nog veel kleiner. Het kortste verhaal telt slechts een zin: ‘Zij kan niet stilzitten, ze is bang dat men haar ziet’. Verhaal uit. Stof tot nadenken.
Van Wely heeft telkens geschaafd tot alleen de kern overbleef. Het is het bizarre van het alledaagse dat hem aantrekt. Zoals in het verhaal over de orthopedisch chirurg die zijn verrekijker in een taxi laat liggen en daardoor uiteindelijk zijn voeten brandt aan kokende soep. Of: -in zijn opsomming van triestheden- ‘een kannibaal op een onbewoond eiland’.