ONGEDISCIPLINEERD EN WILD THEATERMAKEN
Heel jong al wist ik dat ik later twee dingen wilde doen: verhalen schrijven en theater maken. Theater kwam het eerst aan de beurt. Samen met anderen ontwikkelde ik een eigen theatervorm.
Basisprincipes achter ons theaterwerk
Optredens
– Er wordt niet op theaterpodia gespeeld, maar in de publieke ruimte, en/of op ongewone lokaties.
– Er worden geen ‘stukken’ gespeeld maar ‘gebeurtenissen’ gemaakt, aangekondigd of onaangekondigd. Op een centraal speelvlak, of op meer plekken tegelijk.
– Optredens vinden plaats op ieder moment van de dag, en kunnen iedere duur hebben.
– Er wordt geen verhaal verteld, of boodschap meegegeven, maar het draait om verwachtingen ondergraven, regels doorbreken, en verbeelding van de toeschouwers uitdagen.
Werkvorm
– De groep werkt als geleid collectief. Voor elke nieuwe voorstelling maken alle medewerkers bouwstenen, de artistiek leider stelt uitgangspunten, begeleidt en brengt samen.
– Medewerkers komen uit verschillende disciplines, en ontwikkelen mengvormen: kostuums als dansende beeldhouwwerken, handeling met objecten, muziek als theatrale actie.
– Er zijn geen uitgeschreven stukken, maar het verloop van de handeling wordt vastgelegd in een beknopt scenario.
– Optredens worden niet ingestudeerd en gerepeteerd, maar de groep werkt op basis van training, en gezamenlijk opgebouwde ervaring.
Doel
– Modellen ontwikkelen voor kunstvormen binnen de samenleving als geheel, en niet in statusgerelateerde kunstinstellingen.
Het begin
1975. We begonnen met een paar mensen. We kenden elkaar uit het studententoneel. We lazen Dada, we lazen de futuristische manifesten, we leerden van de Engelse performance-art scene. We gingen de straat op met kleine vervreemdende acts. De groep werd snel groter. Vooral studenten van de Rietveld Academie. In een buurthuis in Brest bouwden we met moeders en kinderen een megagrote optocht. Tussen de tafeltjes van het trendy Café Einstein in Berlijn maakten we een oudejaars performance. Na twee jaar werken, kregen we op een internationaal festival in Hamburg de prijs voor de meest originele productie. In Nederland werkten we op straat, in jongeren centra, en in de kleine zwarte theaterzalen. We noemden ons Dogtroep. Van het begin af aan had ik de (aanvankelijk gedeelde) artistieke leiding.
Dogtroep: grote voorstellingen – intensieve tournees
Rond 1984 gingen we ons toeleggen op grote spektakels. Op centrale pleinen, op braakliggende stukken grond. Op het strand van Terschelling, in een baai tussen hoge rotsen aan de Middellandse zee. Daarnaast speelden we binnenvoorstellingen in lege kerken, en oude fabriekshallen. Elke plek een nieuwe artistieke uitdaging. Er was veel vraag naar ons werk. Onze zomers werden een aaneenschakeling van optredens in grote steden door heel Europa – West zowel als Oost.
Vertrek bij Dogtroep
Na vijftien jaar was ik toe aan een lange rustperiode. Ik droeg mijn werk als artistiek leider over, en maakte nog een aantal grote voorstellingen, waaronder ‘Kluit zonder Vleugels’, een van de grootste uit de geschiedenis van Dogtroep. Ruim vijftig medewerkers, speelvlak van 12×60 mtr, hoge hijskranen aan beide uiteindes, een publiek van over de vijfduizend, geregistreerd door drie cameraploegen van de NOS. Een basis waarop de groep zonder mij verder kon.
Drie tussenjaren
Terwijl Dogtroep met gedurfde producties bekendheid kreeg bij een steeds groter publiek, ging ik opnieuw in de leer bij theater makers uit Europa en de V.S.: fysiek theater, choreografisch theater, beeldend theater, zintuigtheater, objecttheater. Daarnaast gaf ik workshops op kunstopleidingen – o.a. op de Rietveld Academie en op de Amsterdamse Theaterschool.
Warner & Consorten
In 1993 zette ik ‘ Warner & Consorten’ op, als research plek voor wild theater maken, als leerplek voor jonge kunstenaars. Dansers, fysieke acteurs, muzikanten, beeldend kustenaars, bouwers met materiaalkennis. …
De honger om dit vak te leren was groot. Bij onze jaarlijkse sollicitatieworkshop kregen we in de regel over de honderd – gemotiveerde – sollicitatiebrieven.
Ons onderzoek deden we door te trainen en in het stapsgewijs verschuiven van technieken bij het maken van voorstellingen. Naast optredens in Nederland toerden we over de hele wereld. China, Korea, Iran, Tanzania, Kenia, Zuid-Afrika, Colombia, en, in de nadagen van de groep, projecten in Uganda, Suriname en Ecuador. Vaak maakten we producties met lokale kunstenaars.
Einde
In 2008 zijn er rond de vijf ongedisciplineerde wilde theatergroepen in Nederland. Het genre overleeft dank zij wat bescheiden vierjaarlijkse rijkssubsidies. In het verleden stelde de adviescommissie de vraag, of dit type werk wel vanuit het kunstenbudget gefinancierd moest worden. Nu zet de commissie er een streep door. Einde oefening. Drie en dertig jaar werk wordt bij de vuilnis gezet. Het publiek heeft het nakijken …. #@$^*&# !!!