Een man stapt uit bed, en loopt koud en rillerig naar de badkamer om zich te gaan douchen. Maar dan bedenkt hij dat elke dag douchen ongezond is, dat de huid zich na een wasbeurt moet kunnen herstellen, een beschermend vetlaagje vormen. Bovendien zou hij nu het liefst direct aan het werk gaan, trui en gymbroek zo over zijn blote bast. Hij draait zich om, en loopt terug naar de slaapkamer, naar zijn klerenkast. Dan bedenkt hij dat hij zich gisteren ook al niet gedoucht heeft. Stel je voor dat anderen hem ruiken. Hij loopt gauw terug naar de badkamer. Daar bedenkt hij dat hij vandaag de hele dag thuis werkt, en pas vanavond bij een etentje, andere mensen ziet. Als hij zich pas vanavond doucht kan hij daarna extra fris aanschuiven aan tafel. Hij loopt terug naar zijn klerenkast, trekt zijn trui aan, zijn gymbroek, en loopt naar de keuken voor zijn ontbijt. De wol van de trui jeukt op zijn rug en kriebelt onder zijn oksels, zijn gymbroek tocht. In het kruis hangt een naad los. Toch maar beter ondergoed aantrekken. Hij loopt terug naar zijn slaapkamer, trekt trui en gymbroek uit, en pakt schoon ondergoed uit een lade. Dan bedenkt hij dat hijzelf nog vies is, en op dit moment dus beter zijn oude ondergoed nog eens aan kan trekken. Hij vouwt de schone spulletjes op, legt ze terug, en loopt kleumend naar het washok.
Hij legt het schone ondergoed terug op de stapeltjes, en terwijl hij zijn ondergoed van gisteren uit de vuile vist, trekt er een rilling over zijn rug. Hij heeft het nu echt koud. Het liefst kruipt hij nog even onder de dekens. Hij werkt vandaag toch thuis, en of hij straks een middagpauze neemt, of nu nog even op bed blijft liggen, dat maakt niets uit. De man trekt zijn vuile ondergoed aan, en krult zich op, op zijn matras, met een vaag idee van het werk dat hij vandaag af zal maken.